Het verdwijnen van de nationale munt stemde velen weemoedig. De gulden was ons vertrouwd en, niet in de laatste plaats, het Nederlandse geld was erg mooi.
.
Enkele speciale Nederlandse munten (als herinnering):
De stuiver. Benaming voor zekere munten, voorheen van zilver en een enkele maal van koper) en nu van koper vervaardigd, gewoonlijk ter waarde van twee Vlaamse groten of vijf Nederlandse centen. Het woord stuiver schijnt het eerst in de 15de eeuw in Nederland gebruikt te zijn, en is in de volgende eeuwen in vele muntverordeningen gebruikt, totdat het in de Wet van 28 september 1816 vervangen werd door „stuk van een twintigste gulden, of van vijf cents"; men bleef echter spreken van stuiver en ook voor de rekenmunt bleef men stuiver bezigen. De oorsprong van het woord is onzeker; men heeft het wel in verband gebracht met Stobbe, Stoof, boomtronk, enz.: de eigenlijke betekenis van de naam zou dan zijn (afgesneden) stuk, brok, of iets dergelijks, eigenlijk: hoek (van een grotere munt).
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd. Voor de komst van de euro was het dubbeltje wereldwijd het kleinste geldstuk in gebruik.
Het kwartje was een vrij ongewone coupure: in de meeste muntstelsels kende en kent men munten van twintig cent.